Blijkbaar was er een gewoonte ontstaan dat een deken bij een klacht tegen zijn voorganger in diens plaats trad. Misschien omdat iedereen na het dekenaat geen besognes meer wil, en het voor de opvolger minder erg is, want minder persoonlijk.
Maar zo zit het tuchtrecht niet in elkaar. Tuchtrecht gaat juist over persoonlijk handelen, bij de beroepsuitoefening of in andere hoedanigheid. Een tuchtzaak tegen een deken richt zich niet tegen het instituut, maar tegen een individuele advocaat wiens gedrag (als deken) wordt getoetst.
Vertrouwen
Je kunt als deken de zaak dus niet van je beklaagde voorganger overnemen, en je mag hem óók niet als advocaat bijstaan. Het Hof van Discipline gaf hiervoor een deken al in 2017 een waarschuwing. Rechtzoekenden mogen erop vertrouwen dat je als deken in alle objectiviteit toezicht houdt op alle advocaten in jouw arrondissement. Dat vertrouwen krijgt een deuk als jij daar opeens als pleitbezorger staat van degene tegen wie een klacht is gericht.
In 2021 ging het hof uitgebreid in op de positie van de (oud-)deken tegen wie geklaagd wordt. De klacht in die zaak betrof het gedrag van de oud-deken en de klager vond dat dus het verweer van de nieuwe deken buiten beschouwing moest blijven. Het Hof verwees naar de zaak uit 2017: in de plaats treden van de voorganger kan niet. Als gemachtigde optreden kan op zich wel, maar voegde het hof gemotiveerd toe, dit was ‘in zijn algemeenheid ongewenst’.
Voorganger
En nu ligt er weer een nieuwe Hof-uitspraak over zo’n kwestie. Deken mr. X had in 2018 in plaats van zijn voorganger op een tegen die voorganger gerichte klacht gereageerd. In 2019 en 2020 verscheen mr. X op de tuchtzittingen; hij verklaarde dat hij ‘voor zover nodig’ gemachtigd was om voor de beklaagde oud-deken op te treden.
Het Hof oordeelt nu dat de klacht hiertegen gegrond is: als een deken in een tuchtzaak voor een verweerder optreedt, ook al is die verweerder een voormalig deken, staat dat op gespannen voet met andere rollen die de deken in het rechtsbestel speelt en kan dat het vertrouwen in de advocatuur schaden. Maar een maatregel verbindt het Hof er niet aan, omdat volgens het Hof sprake was van een ‘bestendig gebruik’. Dat het Hof die praktijk ‘eerst alleen als onwenselijk, maar inmiddels als onbetamelijk’ kwalificeert, hoeft niet ten nadele van mr. X uit te vallen, aldus het tuchtcollege.
Waarschuwing
Best opmerkelijk, nu het Hof voor vergelijkbaar gedrag in 2017 al een waarschuwing gaf.