Het Hof van Justitie heeft op 12 januari uitspraak gedaan over de uurloonafspraak (kostenbeding) van een Litouwse advocaat. Deze kwam een uurloon van EUR 100 overeen en factureerde uiteindelijk EUR 12.900. In de procedure die volgde, werd het kostenbeding gekwalificeerd als een oneerlijk beding in de zin van Richtlijn 93/13 en de Litouwse rechter halveerde de facturen van de advocaat. Dit vormde aanleiding voor het stellen van prejudiciële vragen, waarover de uitspraak van het hof gaat. In dit artikel bespreek ik wat deze uitspraak betekent voor de Nederlandse advocatuur.

Lees verder in het e-magazine van maart

Advertentie