Acht weken schorsing, waarvan vier voorwaardelijk kreeg een advocaat die in een letselschade (niet voor het eerst) ‘volstrekte onverschilligheid’ toonde ten opzichte van zijn cliënt en diens zaak. De advocaat ging er vanuit dat de letselschadespecialist de cliënt wel informeerde, maar checkte dit niet. Het dossier bleef jarenlang incompleet.
Griffierecht
Een om onduidelijke redenen ingediend verzoekschrift voorlopig getuigenverhoor trok mr. X weer in omdat de cliënt het griffierecht niet betaalde. Alleen kon hij niet aantonen dat hij daarvoor een nota had gestuurd. Op de zitting probeerde hij: de cliënt had toch zelf ook wel kunnen bedenken dat hij dat moest betalen?
Dan was er vier weken onvoorwaardelijk voor nergens meer op reageren nadat de cliënt had geschreven: ‘Om te beginnen wil ik jou nadrukkelijk en hartelijk danken dat jij je sterk wilt maken voor mijn conflict met het CJIB. Ik neem aan dat jij e.e.a. al in werking hebt gezet.’ Om bij de tuchtrechter te zeggen dat hij nog wachtte op een handtekening onder de opdrachtovereenkomst alvorens aan de slag te gaan.
Studievertraging
En ten slotte mr. X, die het verzoek kreeg van de deken om een zaak op haalbaarheid te beoordelen, nadat de cliënt al verschillende gemachtigden had gehad die de zaak kennelijk niet verder brachten. De vraag was of zijn gezondheidsklachten en studievertraging het gevolg waren van onrechtmatig handelen van zijn hogeschool.
Pas na een maand of acht kwam het van een gesprek met de cliënt. Ruim een half jaar later volgde het tweede. Twee jaar na aanvang vroeg mr. X een medisch advies aan, wat in zijn ogen noodzakelijk was om de beoordeling te maken. Mr. X gooide het tijdsverloop op corona, maar waarom, dat werd niet duidelijk.
Mr. X communiceerde ook niet (aantoonbaar) met de cliënt over de keuze van het medisch adviesbureau en de aanvraag die hij daar deed. En hij was te laat met het sturen van stuitingsbrieven (maar daar had de cliënt zelf tijdig in voorzien).
Inzicht
Op de tuchtzitting toonde mr. X geen enkel inzicht in de laakbaarheid van zijn handelen.
Het ontbreken van een tuchtrechtelijk verleden zal waarschijnlijk de belangrijkste reden zijn dat hij als enige met een berisping wegkomt.
Erg voor de cliënten en anti-reclame voor de advocatuur, zo’n week van de onverschilligheid.