Het zal je als cliënt maar gebeuren. Je echtscheiding is eind 2020 uitgesproken en je wilt nu met een ander trouwen – maar dan blijkt dat je nog steeds met je ex getrouwd bent, en dat de procedure over moet.
Mr. X erkende volmondig dat hij verzuimd had de echtscheidingsbeschikking binnen de zesmaanden-termijn bij de burgerlijke stand in te schrijven. Hij had te lang gedraald omdat de naam van de man niet goed gespeld was in de uitspraak. Hij vond het erg vervelend voor zijn cliënte en wilde haar schade vergoeden. Ook erkende hij dat hij niet beschikbaar was geweest voor zijn cliënte na de uitspraak en haar niet had geïnformeerd over de te late inschrijving. Dat werd haar pas duidelijk na het indienen van de klacht.
Op de zitting kwam aan de orde dat er persoonlijke omstandigheden speelden en dat mr. X al eerder tuchtmaatregelen kreeg opgelegd voor vergelijkbare kwesties. Hij was er zelfs al twee keer onvoorwaardelijk voor geschorst. Mr. X had zich laten begeleiden door een ervaren advocaat, minder zaken aangenomen en hulp van derden ingeroepen, onder meer van zijn echtgenote. Maar dat alles had blijkbaar niet kunnen voorkomen dat het nu wéér mis was gegaan met die verdraaide termijnen. Vertwijfeld vroeg mr. X zich ter zitting af of hij wel door moest gaan als advocaat.
Beroepsfout
De raad van discipline stelt vast dat mr. X een beroepsfout maakte, niet dan wel onvoldoende bereikbaar was voor klaagster en verzuimde haar te informeren over de fout. Volgens de tuchtrechter heeft mr. X daarmee de kernwaarden deskundigheid en integriteit geschonden. Nu eerdere maatregelen en begeleiding niet hebben geholpen en mr. X zich zelf ook afvraagt of hij wel geschikt is voor het vak, telt dat alles op tot een schrapping.
Dat mr. X ook in strijd met de integriteit handelde lijkt wat zwaar aangezet. Neem bijvoorbeeld deze uitspraak van de raad van discipline in Den Haag uit 2020, waarin de advocaat een stuitingstermijn vergat, verzuimde de fout te melden, die verdoezelde en later zijn cliënt de schuld gaf. De raad van discipline kwalificeert dat geheel slechts als ‘in de uitvoering van de opdracht te kort schieten’.
Mr. X kan nog in beroep, maar je gunt hem meer dat hij een nette schadevergoeding betaalt en een baan vindt waarin planning en termijnbewaking niet tot de kerncompetenties behoren.