Het zijn slechts twee conclusies die de Vereniging Sociale Advocatuur Nederland (VSAN) maandag mee naar huis nam na een wat rommelige discussiemiddag.
Eigenlijk zou het gaan over ‘de toekomst van togaberoepen’. Daartoe was minister Weerwind (rechtsbescherming) uitgenodigd en ‘togabroeder’ Marc Fierstra, raadsheer en voorzitter van magistratenvakbond NVvR. Het thema kwam echter niet helemaal uit de verf, ondanks verwoede pogingen van VSAN-voorzitter Reinier Feiner.
Hij hield een warm pleidooi voor meer uitwisseling tussen rechterlijke macht en sociale advocatuur. Dat ontlast de rechterlijke macht en biedt sociale advocaten een stabieler inkomen, meent hij. Zo zouden sociale advocaten best kunnen optreden als ‘buurtrechter van de toekomst’, daarmee een eerstelijnsopvang vormend voor civiele rechtspraak. Of één dag in de week optreden als rechter-plaatsvervanger, op voorwaarde dat de huidige honorering omhoog gaat.
Maar het honderdtal bezoekers wilde het daar helemaal niet over hebben. Je moet de sociale advocaat niet willen veroordelen tot schnabbelen om het hoofd boven water te houden, verwoordde Thomas Vetter van het Amsterdamse Advokatenkollektief Oost de stemming in de zaal. ‘Als je vraagt wat er nodig is, dan is het antwoord simpel: meer geld. De ondersteuning van kwetsbare mensen in de samenleving moet door de overheid serieus gehonoreerd worden.’
‘Het verbaast me dat het vak van rechter hier zo aantrekkelijk wordt gemaakt. Ik vind dat kwalijk, dan krijg je nóg minder sociale advocaten’, viel een collega hem bij. En ook raadsheer Fierstra liep niet warm voor het idee. ‘Advocaten zijn partijdig, rechters onpartijdig. Aan die rollen moet je vasthouden.’
Hoe dan wel de sociale advocatuur toekomstbestendig te maken? Voor dagvoorzitter Bernard de Leest was het toch vooral een centenkwestie. Ondanks de gierende inflatie heeft de overheid de toevoegingstarieven niet verhoogd, riep hij nog maar eens in herinnering.
Minister Franc Weerwind had hem op dat vlak niets te bieden. Het kabinet heeft de tarieven al verhoogd en de puntentoekenning is aangepast volgens de commissie-Van der Meer. ‘Ik ga niet meer geld geven, had ik dat maar. Maar dat ontslaat mij niet van de plicht om na te denken over verdere maatregelen. Ik ben hier voor een open dialoog en om gevoed te worden.’
Weerwind zelf ziet graag dat commerciële kantoren de helpende hand reiken aan de sociale advocatuur. Dat gebeurt inmiddels op tal van plaatsen, meestal door detachering van stagiairs (handen in ruil voor procespunten).
Veel meer zit er ook niet in, meende Jonathan Soeharno, hoogleraar en advocaat bij De Brauw. ‘Je wilt niet het beeld van de grote broer die de kleine broer helpt, dan ontstaat er asymmetrie.’
Thomas Vetter viel hem bij. Hoezeer hij de samenwerkingsverbanden tussen kantoren ook waardeert, het is in zijn ogen niet de oplossing voor het tekort aan sociale advocaten. Een directe financiële bijdrage van commerciële kantoren evenmin. ‘De financiering van de sociale advocatuur is een publieke taak.’
De Utrechtse familierechtadvocaat Jolande ter Avest heeft het probleem zelf maar opgelost, legde ze uit. ‘Ik doe zelf alleen nog betaalde zaken. Mijn twee collega’s doen het sociale werk. Daarmee los ik eigenlijk het probleem van de minister op.’
Advocaat-stagiair Esmeé Verschuren van La Causa in Leiden kwam met een andere oplossing. Hoewel pas vorig jaar afgestudeerd (in het jeugdrecht), heeft ze tijdens haar hele opleiding nooit een sociaal advocaat gezien. ‘Er was ook geen vak sociaal recht of iets dergelijks. Daar valt nog veel te behalen.’
Ria van Seventer, van het Rotterdamse Meesters aan de Maas, bracht een vergelijkbare suggestie in. ‘De commerciële kantoren hebben recruiters die studenten binnenhalen. Met mooie websites en luxe evenementen. Zoiets zouden wij ook kunnen doen.’ Ze relativeerde onmiddellijk haar eigen idee. ‘Het aanvangssalaris van 4.200 euro dat stagiairs bij commerciële kantoren krijgen kunnen wij niet bieden. We kunnen onze stagiairs evenmin het salaris geven dat de orde adviseert. Dat verdienen we zelf niet eens.’