In een brief aan de Tweede Kamer heeft minister Weerwind (Rechtsbescherming) donderdag uiteengezet hoe het nieuwe model voor het toezicht op de advocatuur er uit moet komen te zien. Daarmee maakte hij een voorlopig einde aan een slepende discussie waarbij de gemoederen soms hoog opliepen.
Orgaan van de NOvA
Belangrijk gegeven is dat de nieuwe Onafhankelijk Toezichthouder Advocatuur (OTA) een formeel orgaan wordt van de NOvA. Daarmee komt Weerwind tegemoet aan een dierbare wens van de NOvA die het toezicht op de advocatuur per se binnen de balie wil houden.
De OTA wordt dus geen zelfstandig bestuursorgaan, zoals eerder in een brief bepleit door 25 (oud-)advocaten, bestuurders en wetenschappers. Waarom de minister tot zijn keuze is gekomen, wordt uit zijn brief niet helemaal duidelijk. Wel schrijft hij: ‘Bij de inrichting van het toezicht moet er een balans gevonden worden tussen enerzijds de onafhankelijkheid van het toezicht ten opzichte van de onder toezicht gestelde advocaten en de organen binnen de NOvA en anderzijds de onafhankelijkheid van de advocatuur ten opzichte van de overheid.’
Waarborgen
Weerwind baseert zijn besluit mede op het advies van drie hoogleraren, die hij eerder dit voorjaar vroeg de Gordiaanse knoop te ontwarren. Ook zij kiezen niet eenduidig voor een toezichthouder binnen of juist buiten de advocatuur. Beide scenario’s zijn mogelijk, zolang ‘ongewenste beïnvloeding’ maar wordt voorkomen. De hoogleraren schrijven in hun advies: ‘Het betekent dat als de toezichthouder dichter bij de Staat wordt gepositioneerd, er meer waarborgen nodig zijn om beïnvloeding vanuit de Staat te voorkomen. Omgekeerd geldt ook dat als de toezichthouder dichter bij de advocatuur wordt gepositioneerd, er meer waarborgen nodig zijn om beïnvloeding vanuit de advocatuur te voorkomen.’
Weerwind volgt die raad op en bouwt een serie waarborgen in. Zo komt de OTA in letterlijke zin los te staan van de NOvA. Het nieuwe instituut kan zelfstandig beslissen en beschikken over personeel, huisvesting en ICT. Daarnaast stelt de OTA zelf zijn begroting op. Zodra die is goedgekeurd door het college van toezicht dient de NOvA het benodigde geld in één keer over te maken. De NOvA belast de kosten van de OTA door aan individuele advocaten, maar krijgt van de minister de ruimte om te differentiëren.
Het bestuur van de OTA telt straks vijf personen. Waar de algemene raad van de NOvA had voorgesteld om te kiezen voor drie vrijgestelde advocaten en twee niet-advocaten, draait Weerwind die verhouding om: de meerderheid, waaronder in ieder geval de voorzitter, is geen advocaat. Bovendien krijgt de algemene raad van de NOvA nauwelijks iets te zeggen over de samenstelling van het OTA-bestuur. Weerwind roept een speciale benoemingsadviescommissie in het leven die een bindende voordracht doet, waarna de algemene raad formeel benoemt. De benoemingscommissie bestaat uit een lid van een Hoog College van Staat, een vertegenwoordiger vanuit de advocatuur en een vertegenwoordiger vanuit de wetenschap of het toezicht.
Lokale dekens
Met de oprichting van de OTA komt ook de toezichthoudende taak van de lokale dekens volledig te vervallen. Diverse pogingen van de dekens om zichzelf op dat vlak toch nog een rol toe te bedelen zijn vruchteloos gebleken. Weerwind ziet de dekens als vertrouwenspersoon voor advocaten. Tegelijkertijd behouden ze ‘een belangrijke rol’ bij de tuchtklachtbehandeling zoals bedoeld in artikel 46c van de Advocatenwet. De deken mag echter niet meer een ‘klacht in het algemeen belang’ bij de tuchtrechter neerleggen. Die bevoegdheid is straks slechts voorbehouden aan de OTA.
Om te zorgen dat de nieuwe toezichthouder daadwerkelijk gevoed wordt met signalen over het functioneren van advocaten, komt er één landelijk meldpunt, dat wordt ondergebracht bij de OTA. Burgers, bedrijven en organisaties kunnen daar terecht met alle klachten, signalen en meldingen over advocaten. De OTA beslist vervolgens wat ermee gebeurt. Tuchtklachten worden doorgezet naar de lokale deken voor verdere afhandeling.
Bestuursrechter
De OTA mag straks ook tuchtklachten aanhangig maken of vragen om een spoedschorsing, maar handhaaft vooral langs bestuursrechtelijke weg. Formeel wordt de OTA toezichthouder op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Hij krijgt de bevoegdheid om een bestuurlijke boete of een last onder dwangsom op te leggen aan individuele advocaten. Die kunnen zich daar vervolgens bij de bestuursrechter tegen verweren.
Ook de nieuwe toezichthouder krijgt iemand die over de schouders meekijkt. Dat wordt het al bestaande college van toezicht (CvT). Ook hier wil Weerwind voorkomen dat het toezicht ‘te veel naar binnen gericht is’. Het CvT komt straks dan ook te bestaan uit drie leden van buiten de advocatuur die worden benoemd door de Kroon. De algemeen deken maakt er niet langer deel van uit.
NOvA en CvT
De NOvA zegt in een eerste reactie blij te zijn dat het toezicht binnen de beroepsgroep blijft. Verder constateert de Orde dat ‘de minister in grote lijnen’ de visie van de algemene raad volgt. ‘Waar de minister op onderdelen een nadere invulling geeft in vergelijk met wat de algemene raad eerder in zijn visie heeft verwoord, zal de algemene raad in gesprek gaan met stakeholders.’
Ook de Kroonleden van het CvT staan ‘in grote lijnen’ positief tegenover de plannen. Kroonlid en fungerend CvT-voorzitter Roelie van Wijk: ‘Het CvT blijft in de visie van de minister bestaan, zij het met een gewijzigde taak- en samenstelling. Deze blik van buiten op het functioneren van de OTA, inclusief bevoegdheid tot het goedkeuren van toezichtsbegroting en jaarrekening, achten wij in de nieuwe constellatie verstandig en goed werkbaar.’
Wel wijzen de kroonleden erop dat de transitiefase de nodige aandacht vraagt. ‘De veranderende rol van de dekens en het CvT vraagt enerzijds om anticipatie en inbedding, anderzijds moet ook in de transitiefase het toezicht binnen de huidige kaders goed worden uitgevoerd, met de uitdagingen die vandaag de dag al gelden. Dat vraagt een gezamenlijke inspanning van alle betrokkenen.’
Dekenberaad
Het dekenberaad schrijft in een reactie over de Kamerbrief ‘zaken verankerd te zien waarover bij de dekens in grote lijnen brede consensus bestond. Voor de kwaliteit van het toezicht achten de dekens het bevorderlijk dat de landelijke toezichthouder op de advocatuur uitgerust wordt met een goed gevulde gereedschapskist voorzien van een bestuursrechtelijk én tuchtrechtelijk instrumentarium.
Het dekenberaad schrijft verder dat de uiteindelijke effectiviteit van het toezicht in grote mate af zal hangen van de uitwisseling van informatie en de samenwerking met de orden in de arrondissementen, ook bij de klachtbehandeling. ‘Voorkomen moet worden dat centralisatie de bureaucratie doet toenemen en onnodige afstand schept. De dekens zullen nauw betrokken blijven bij de uitwerking en invulling van de door de minister geformuleerde uitgangspunten en de discussie daarover.’ De kosten van het toezicht blijven volgens de lokale dekens ‘een serieuze zorg die een passende oplossing verdient’.