Mr. X bezocht namens Stichting Prison Law herhaaldelijk de in Thailand veroordeelde oud-coffeeshophouder Van Laarhoven. In 2019 vroeg diens broer haar Van Laarhoven bij te staan in een WOTS-procedure (strafoverdracht).
In Nederland liep ook een strafzaak tegen haar cliënt. De advocaten in die zaak drongen aan op een uitleveringsverzoek. Mr. X liet de officier van justitie desgevraagd per mail weten waarom zij een WOTS-procedure beter vond.
De broer was ontstemd – hij had haar toch gevraagd de officier van justitie niet te antwoorden? Hij wilde dat ze de mail aan de officier herriep. Dat weigerde mr. X, maar toen bleek dat Van Laarhoven hetzelfde vond gaf ze daaraan gehoor.
Contact met officier
Later – ze had de zaak inmiddels neergelegd – klaagde mr. X onder andere in de Volkskrant over schending van het gelijkheidsbeginsel doordat toenmalig minister van Justitie Grapperhaus naar Thailand reisde om Van Laarhoven naar Nederland te krijgen, terwijl in andere gevallen Nederlandse bemoeienis werd geweigerd. Volgens een citaat zou ze gezegd hebben: ‘Ook [Van Laarhoven] voldoet niet aan de criteria voor overplaatsing.’
De broers kwamen met drie klachten, die in hoger beroep bij het Hof van Discipline belandden. De broer wordt niet-ontvankelijk verklaard: geen eigen, rechtstreeks belang. De klachten van Van Laarhoven zelf verklaart het hof ongegrond.
Zo klaagde hij vergeefs dat mr. X tegen zijn wil had gehandeld door met de officier te communiceren. Dat hij dit niet wilde werd pas echt duidelijk nadat mr. X de officier al had geantwoord. Mr. X had begrijpelijk gemaakt dat ze gezien het eerdere vertrouwelijke cliëntcontact niet zomaar op de broer kon afgaan. Bovendien is contact met de officier in WOTS-zaken gebruikelijk; zonder dat zou het onwerkbaar zijn.
Onjuist geciteerd
Ongegrond was ook de klacht dat mr. X de belangen van Van Laarhoven had geschaad omdat het OM haar mail gebruikte als rechtvaardiging om niets te doen. Wat het OM wel of niet deed viel mr. X niet aan te rekenen, en het was onzeker of de zaak anders gunstiger was verlopen.
Ook had mr. X de geheimhoudingsplicht niet geschonden. Haar mail aan de officier was een zakelijk bericht dat paste binnen haar opdracht, met slechts beperkte informatie over de specifieke omstandigheden van haar clënt.
En van de Volkskrant-journalist had mr. X inmiddels een bevestiging dat ze onjuist was geciteerd. Daarmee ging ook het enige klachtonderdeel dat in eerste instantie wel was gehonoreerd onderuit.