In de uitspraken geeft de rechtbank nieuwe uitgangspunten voor de wegingsfactor die wordt gebruikt bij de berekening van de proceskosten. Die varieert normaalgesproken van 0,25 tot 2, waarbij een wegingsfactor van 1 nu de standaard is. De rechtbank Midden-Nederland gaat in het vervolg uit van een wegingsfactor van 0,5 in WOZ-bezwaarzaken. Deze zaken zijn namelijk van minder groot belang en minder ingewikkeld dan een gemiddelde bestuursrechtelijke kwestie, aldus de rechtbank.
Standaarddocumenten
Minstens zeventig procent van de WOZ-zaken bij rechtbanken is afkomstig van commerciële no cure, no pay-bureaus. Deze bedrijven maken namens woningeigenaren bezwaar tegen de hoogte van de WOZ-waarde, veelal door steeds dezelfde standaardstukken in te dienen. Als het bezwaar terecht ingediend blijkt, strijkt het bureau de proceskostenvergoeding op. ‘De baten voor de burger zelf bij dit soort zaken zijn vaak gering; de kosten voor de samenleving lopen in de miljoenen. De belastingrechtspraak loopt door de duizenden extra rechtszaken vast,’ schreef Henk Naves, voorzitter van de Raad voor de rechtspraak in zijn jaarverslag.
De rechtbank pakt de partijen die procederen met standaarddocumenten nog harder aan. In die zaken hanteert de rechtbank voortaan een wegingsfactor van 0,25, ‘omdat de vergoeding evenredig moet zijn met de prestatie van de rechtsbijstandsverlener’. Het procederen in WOZ-zaken wordt zo aanzienlijk minder lucratief. Waar in de oude situatie volgens de rechtbank de vergoeding in een WOZ-zaak vaak 2.266 euro was, loopt dat bedrag nu fors terug tot 1.133 of zelfs 566,50 euro.
Overschrijding
Ook de schadevergoeding bij overschrijding van de redelijke termijn van twee jaar gaat omlaag. Die vergoeding bedroeg 500 euro per half jaar. De rechtbank Midden-Nederland houdt voortaan een nieuw standaardtarief van 50 euro per half jaar aan. Sinds december 2022 hanteerde de rechtbank Midden-Nederland deze lagere vergoeding al in veel uitspraken in WOZ-kwesties, ‘omdat dat beter past bij dat soort zaken’.