Op 1 juni 2019 is Protocol 16 bij het EVRM in werking getreden voor Nederland waarin de mogelijkheid advies te vragen over de toepassing van het EVRM is geregeld. Net als de Nederlandse rechters zijn ook buitenlandse rechters terughoudend bij het indienen van adviesverzoeken bij het EHRM, blijkt uit onderzoek van de Universiteit Utrecht, in opdracht van het WODC. Hoewel rechters de meerwaarde van het Protocol zien, vinden de meeste rechters het primair aan henzelf om het nationale recht uit te leggen en toe te passen.
Het doel van het Protocol is om de dialoog te bevorderen tussen de Europese rechters en de nationale rechters. Daardoor kunnen mensenrechten in nationale procedures beter worden beschermd. Daarnaast is het idee dat met een juiste toepassing van het EVRM in nationale rechtszaken, klachten bij het EHRM voorkomen kunnen worden.
Prejudiciële procedure
Protocol 16 is tot nu toe door 19 van de 46 lidstaten van de Raad van Europa geratificeerd en er zijn acht adviesverzoeken ingediend op basis van dit Protocol. Het EHRM heeft in totaal zes adviezen uitgebracht. Verschillende Europese landen zijn terughoudend als het gaat om het goedkeuren van het Protocol. Uit het onderzoek blijkt dat zij bang zijn dat het EHRM zich te actief gaat bemoeien met nationale grondrechtkwesties. Aan de andere kant zien buitenlandse en Nederlandse rechters een meerwaarde als er nieuwe rechtsvragen zijn waarover het EHRM nog geen duidelijke uitspraken heeft gedaan.
Uit de interviews bij de Nederlandse gerechten blijkt dat er nog geen zaken zijn geweest die zij niet zelf, op basis van een eigen analyse van het EVRM en de EHRM-rechtspraak, op een bevredigende manier konden oplossen. Daarnaast speelt mee dat veel zaken ook een EU-rechtelijke component hebben. Wanneer er onduidelijkheid is over de toepassing van het EU-recht, dan kiezen de rechters voor het vragen van een uitleg aan het Hof van Justitie van de EU (HvJ). Deze zogenoemde prejudiciële procedure over het EU-recht – die rechters in een aantal gevallen verplicht moeten volgen – gaat daarmee vóór het EVRM in EU-lidstaten. Verder bestaat het beeld dat de procedure bij het EHRM kan leiden tot vertraging in de nationale procedure. Dat vinden de gerechten bijzonder problematisch in zaken over bijvoorbeeld gedwongen opname of vreemdelingenzaken. Uit het onderzoek blijkt wel dat de duur van de adviesprocedure korter is dan die van de procedure bij het HvJ.
Criteria
De onderzoekers geven – mede op basis van de ervaringen van de geïnterviewde Nederlandse en buitenlandse rechters – criteria voor wanneer het indienen van een adviesaanvraag nuttig is. Tot nu toe zijn er geen zaken geweest die volgens de hoogste rechters aan deze criteria voldeden. Het is daardoor niet te zeggen of het Protocol optimaal wordt benut.