De demissionair minister geeft daarmee uitvoering aan de vorige maand aangenomen motie van Kamerlid Joost Sneller (D66) waarin hij de regering verzocht om nog dit jaar een noodinvestering te doen in de sociale advocatuur. Weerwind zal een eenmalige compensatiemaatregel vormgeven, die voor het einde van 2023 door de Raad voor Rechtsbijstand zal worden uitbetaald aan de in het stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand werkende rechtsbijstandverleners.
Advocaten, mediators en andere rechtsbijstandverleners krijgen per afgegeven reguliere toevoeging (incl. mediation), afgegeven lichte adviestoevoeging (LAT), geaccepteerde piketmelding en toegekend extra uur een vast bedrag aan compensatie, gebaseerd op de gemiddelde vergoeding per categorie. Daarbij wordt aansluiting gezocht bij het indexeringspercentage per 1 januari 2024. Het vaste bedrag aan compensatie zal worden gebaseerd op een compensatie van 5,29 procent (het indexeringspercentage per 1 januari 2024) verminderd met het indexeringspercentage per 1 januari 2023 (0,67 procent). Dit percentage bedraagt 4,62 procent.
Subsidieregeling
Voor reguliere toevoegingen komt het neer op een bedrag van 56,05 euro compensatie per zaak inclusief BTW. Voor afgegeven lichte adviestoevoegingen wordt 13,71 euro per zaak uitgekeerd, voor geaccepteerde piketmeldingen 18,73 euro en voor toegekende extra uren 6,72 euro.
Om te bepalen voor hoeveel toevoegingen, piketmeldingen en extra uren een rechtsbijstandsverlener recht heeft op een compensatie wordt uitgegaan van het aantal afgegeven toevoegingen over de periode van één jaar, schrijft Weerwind. Uitgangspunt is dat de compensatie voor het einde van 2023 uitbetaald moet worden. ‘Gelet hierop heb ik voor de bepaling van de aantallen gekozen voor een referteperiode die het beste uitvoerbaar is voor de Raad, namelijk van 1 oktober 2022 tot 1 oktober 2023.’
De subsidieregeling zal per 1 december 2023 in werking treden en gelden tot en met 31 december 2023. Advocaten hoeven geen aanvraag in te dienen om een uitkering te ontvangen.
Herijking
De kosten voor de eenmalige compensatie bedragen naar verwachting circa 26 miljoen euro. Deze kosten zullen conform de motie-Sneller worden gedekt uit de onderuitputting op het budget voor rechtsbijstand over 2023.
Weerwind laat verder weten dat hij de in de negende voortgangsrapportage rechtsbijstand aangekondigde eerste herijking van de vergoedingen in 2024 in gang zal zetten. Daarnaast is hij bezig met het instellen van een onafhankelijke commissie die zich zal buigen over de gemiddelde tijdsbesteding per zaakcode in de jaren 2022 en 2023. ‘Inzet daarbij is om de daar eventueel uit voortvloeiende wijzigingen in de vergoedingen per 1 juli 2025 te realiseren. Na deze eerstvolgende herijking zullen de vergoedingen, conform de aanbevelingen van de commissie-Van der Meer, periodiek worden doorgelicht.’
Op 24 oktober is ook een motie aangenomen van Sneller waarin hij de regering verzoekt om spoedig, ten behoeve van de volgende kabinetsformatie, inzichtelijk te maken via welke vaste methodiek de vergoedingen voor sociaal advocaten kunnen meelopen in de reeds bestaande uitvoeringscorrecties van de begrotingssystematiek. Over de wijze van de uitvoering van deze motie gaat Weerwind de komende periode in gesprek met de Raad en de NOvA.
'Eerste noodzakelijke stap'
De NOvA laat in een reactie weten voorzichtig positief te zijn over de noodinvestering van de minister. ‘We zien dit als een eerste noodzakelijke stap, al is het niet de noodinvestering die de NOvA nodig acht.’ De NOvA pleit voor een inflatiecorrectie van tien procent.
AR-lid Sanne van Oers: ‘Minister Weerwind komt nu met een gedeeltelijke compensatie van de hoge inflatie van het afgelopen jaar. Dat is belangrijk omdat sociaal advocaten het afgelopen jaar geconfronteerd zijn met forse kostenverhogingen van onder andere huur, personeel en verzekeringen. De voorgestelde compensatie is echter niet genoeg om de druk op de sociale advocatuur te verlichten en rechtsbijstand voor iedereen te garanderen. In de nabije toekomst dient de financiering van de sociale advocatuur dan ook fundamenteel te worden verbeterd, zodat de vergoedingen zullen meebewegen met de steeds wijzigende werkzaamheden. Daarmee wordt voorkomen dat elk jaar opnieuw een noodinvestering moet worden bedongen.’