De Unit Financieel Toezicht Advocatuur stelde in 2022 vast dat strafrechtadvocaten de regels voor advocaten over contante betalingen in artikel 6.27 VODA tot 2020 massaal overtraden. Zo’n betaling mag alleen als feiten en omstandigheden het rechtvaardigen. Verder moet bij contante betalingen vanaf € 5.000 in één zaak of voor dezelfde cliënt in één jaar overleg met de deken plaatsvinden. Dit alles om betrokkenheid bij criminaliteit te voorkomen.
In het Advocatenblad stond dat volgens de Amsterdamse deken geen tuchtrechtelijke actie zou worden ondernomen tegen de strafrechtadvocaten in het FTA-onderzoek. In NRC zei hij dat de meerderheid niet met tuchtrechtelijke sancties te maken zou krijgen omdat zowel overtredingen als inkeer wijdverspreid waren. Advocaten die verzuimd hadden te overleggen, zouden daarop worden aangesproken. En in een aantal gevallen zou nader onderzoek worden gedaan.
Grensgevallen
Een van die gevallen was mr. X. Zijn kantoor ontving in 2018 ongeveer € 140.000 aan kasgelden, in 2019 was dat € 125.000 en in 2020 nog € 42.000, zonder goede reden. In dat jaar stopte het. Er waren diverse betalingen van boven de € 5.000, zonder dekenoverleg. Er waren negentien betalingen nét onder de overleg-grens, bijvoorbeeld € 4.999,95. De deken Oost-Brabant stapte naar de Raad van Discipline in ’s-Hertogenbosch.
Volgens mr. X hoefde hij gezien de mediaberichten en het tijdsverloop geen rekening meer te houden met een bezwaar. Maar volgens de tuchtrechter kon mr. X niet uit die mediaberichten halen dat hij off the hook was en had de deken goed gemotiveerd waarom hij, vooral vanwege omvang en aantallen, in dit geval actie ondernam.
Interpretatie
De tuchtrechter legt nog eens uit wanneer cash betalen geoorloofd kan zijn (zie de toelichting bij artikel 6.27 VODA). Het door mr. X aangevoerde ‘incassorisico in combinatie met spoedeisendheid’ valt daar niet onder.
Mr. X was afgegaan op wat er ‘rondzoemde’ zonder de regels precies te kennen. Maar, zegt de tuchtrechter, er rust op een advocaat een zware verantwoordelijkheid om de kennis over praktijkvoeringsregels bij te houden. Dat anderen de regels ook verkeerd interpreteerden, doet daar niks aan af.
Muntje
Volgens de deken had mr. X hem ook misleid door betalingen van € 5.000 voor vijf of één cent minder in het kasboek te zetten. Maar mr. X vertelde dat betalers altijd een willekeurig muntje uit een muntenbak terugkregen. De boekhouder wist niet precies hoeveel, dus administreerde dat ‘in het voordeel van de cliënt’ tot net onder de € 5.000‑grens. Onzorgvuldig vanwege de (kleine) kasverschillen, vindt de tuchtrechter, maar misleiding is het niet.
Wel vormen de overige feiten een forse schending van de financiële integriteit: vier weken voorwaardelijk.
Die muntjestruc: best treurig. En opmerkelijk doordacht voor iemand die de regels niet kende. Of was dát wat rondzoemde, en hadden al die kantoren zo’n bakkie staan?