Afgelopen jaar kreeg mr. X al eens een schorsing van vier weken, waarvan twee voorwaardelijk. Het hoger beroep loopt nog. Verwijten: kansloos procederen, niet goed meewerken aan dekenonderzoek, geen respect voor de deken.
De waarnemend deken breidde het onderzoek uit. Pas toen een dwangsom dreigde, gaf mr. X de gevraagde zeven dossiers.
Kansloos
De waarnemend deken constateerde dat mr. X cliënten wel bevestigde dát de proceskansen, -risico’s en kosten waren besproken, maar niet hóe. In één zaak had mr. X wel gedocumenteerd dat het (door een voorganger ingediende) hoger beroep kansloos was, maar ging hij er toch mee door.
In één zaak verzuchtte de rechter in de uitspraak: ‘ik kan geen touw vastknopen aan dit betoog.’ In een andere had mr. X de cliënt gezegd dat hij geen verstand had van letselschadezaken, maar de zaak toch aangenomen. In een derde zaak stelde mr. X dat de overeenkomsten waren opgezegd, maar ook dat er geen contractuele relatie was geweest. Enkele appelzaken waren volgens de waarnemend deken kansloos, het leek erop dat mr. X klakkeloos deed wat de cliënt vroeg. En zo nog het een en ander.
Smaad
Mr. X was ervan overtuigd dat de deken tegen hem was; reageren was dus zinloos. Hij ging in de tegenaanval, met procedures tegen de deken en stekelig en bot gedrag.
De deken diende een bezwaar in. Mr. X betoogde onder meer dat de onderzochte zaken vijf jaar besloegen en slechts 1,5 procent van zijn praktijk in die periode. En dat hij bij die letselschadezaak expertise had ingewonnen en verworven.
Best goede punten, maar dan helpt het niet als je eraan toevoegt dat het standpunt van de deken ‘over de grens van smaad gaat’. En dat ze dossierstukken bewust achterhoudt, terwijl je nalaat die stukken dan zelf in het geding te brengen. En als je op de zitting de deken persoonlijk aanvalt, bedreigend toespreekt en ongefundeerde insinuaties doet, zoals de uitspraak vermeldt.
Alter ego
En dan was er nog de curieuze mr. Z, die namens mr. X stukken in het geding bracht. Mr. Z bleek niet te bestaan, althans, hij was het alter ego van mr. X, zo vertelde mr. X ter zitting. Hij voelde zich die ochtend mr. Z en was in die hoedanigheid verschenen.
Dat neemt de raad mee in de maatregel, met (onder andere) de redenering dat mr. X in zijn hoedanigheid van mr. Z ten onrechte de titel van advocaat voerde. Dan ga je wel ver mee in de fictie…
Hoe dan ook, mr. X schond de kernwaarden deskundigheid en onafhankelijkheid, frustreerde het onderzoek, schoffeerde de deken en had nul zelfinzicht, aldus de raad.
Het werd een schrapping, maar beroep is nog mogelijk.