Het hof kon meer zaken afdoen doordat in 2023 niet langer sprake was van capaciteitsproblemen op de griffie. Niettemin liggen er nog altijd veel zaken op de plank. Eind vorig jaar had het hof nog 232 zaken in behandeling.
In 2023 kwamen er 363 nieuwe zaken bij, een kleine stijging ten opzichte van het jaar daarvoor. De gemiddelde doorlooptijd in een klachtzaak steeg van zeven naar negen maanden. Volgens het hof komt dat door de grote werkvoorraad en een tekort aan plaatsvervangend voorzitters. Het hof verwacht dat de doorlooptijd in de komende jaren weer zal afnemen.
Raden van discipline
Bij de raden van discipline nam de gemiddelde doorlooptijd in tuchtzaken licht af, van iets meer dan zeven maanden in 2022 naar ruim 6,5 maanden in 2023. Dat komt doordat er minder nieuwe zaken binnenkwamen: 862 tegenover 965 in 2022. De raden deden in 2023 iets minder zaken af dan in 2022 (942 tegenover 976).
De tuchtrechter in eerste aanleg greep vorig jaar 275 keer in. Dat betekent dat 1,5 procent van de ruim 18.500 advocaten in 2023 tuchtrechtelijk is veroordeeld. In 2022 was dat 1,6 procent. In totaal gaven de raden van discipline in 2023 883 oordelen op grond van artikel 48 Advocatenwet. Daarvan waren 612 klachten ongegrond of niet-ontvankelijk en 271 gegrond. In 2023 gaven de raden twaalf schrappingsoordelen over acht advocaten (in 2022: tien oordelen over acht advocaten). In het algemeen hebben de raden van discipline in 2023 echter niet beduidend zwaardere of lichtere maatregelen opgelegd dan in eerdere jaren.
Bij de gegronde klachten valt met name de categorie ‘prestatie onder de maat’ op. Dat aantal steeg van één klacht in 2022 naar 103 in 2023. Het aantal gegrond klachten in de categorie ‘vrijheid van of ruimte van handelen’ groeide van 33 in 2022 naar 81 in 2023. Het jaarverslag noemt dit opvallend, maar geeft hiervoor geen verklaring.
De meeste klachten gaan, net als vorig jaar over het civiel recht (waaronder begrepen arbeidsrecht, Wet verplichte ggz/Wet zorg en dwang, civiel overig, familierecht, insolventierecht, huurrecht, letselschade, erfrecht en ondernemingsrecht). Op de tweede plaats staan klachten van en over dekens. De derde plaats wordt ingenomen door strafrechtzaken. Van alle klachten werd 75 procent ingediend door burgers, gevolgd door bedrijven (10 procent) en advocaten (9 procent). Dat is in lijn met voorgaande jaren.
Hoger beroep
In totaal nam het hof in 2023 106 tuchtrechtelijke beslissingen. Daarvan waren 40 ongegrond of niet-ontvankelijk en 66 gegrond. Niet alle zaken worden afgedaan met een oordeel van de tuchtrechter, maar eindigen bijvoorbeeld door intrekking van het hoger beroep. Soms beslist het hof van discipline in eerste en enige instantie, bijvoorbeeld bij verwijzingen naar een andere raad van discipline of deken, beklagzaken op grond van artikel 13 Advocatenwet en toezichtzaken op grond van de artikelen 4, 5 en 9 Advocatenwet. Dat verklaart waarom het totale aantal beslissingen (106) ligt dan het totaal aantal afgedane zaken (367).
Opvallend is dat in 2023 elf klachten tegen een schrapping door de raden gegrond werden verklaard in hoger beroep. In 2022 waren dat slechts twee klachten.
Het hof bekrachtigde in 2023 106 beslissingen van de raden geheel of in overwegende mate. In 2022 werden 48 beslissingen geheel of in overwegende mate bekrachtigd. Ook werden 29 beslissingen geheel of in overwegende mate vernietigd, ten opzichte van 36 beslissingen in 2022. In 2023 verklaarde het hof 24 zaken niet-ontvankelijk (2022: veertig).
Het hof verstuurde in 2023 zeven ‘stopbrieven’. Deze brieven moeten veelklagers een halt toeroepen. Op herhaalde klachten en aanverwante correspondentie wordt niet meer gereageerd, omdat de indieners een onevenredig groot beslag leggen op de capaciteit van de griffie. In 2022 verstuurde het hof nog 42 van deze brieven. De daling wordt verklaard doordat het hof in 2023 vaker gebruik heeft gemaakt van een misbruikbepaling om klachten van veelklagers af te wijzen. ‘Klachten zijn dan afgewezen, omdat de betreffende klagers misbruik maken van het klachtrecht zoals bedoeld in de Advocatenwet.’