Weerwind is in een lastige discussie verwikkeld met de Tweede Kamer over de inrichting van het toekomstig toezicht op de advocatuur. Er bestaat consensus over de komst van een onafhankelijk en landelijk opererend toezichthouder, de OTA. De minister meent dat de OTA vooral bestuursrechtelijk moet handhaven, aan de hand van (financiële) bedrijfsgegevens die advocaten jaarlijks dienen te overhandigen. Tuchtrechtelijke klachten over het functioneren van advocaten in individuele dossiers belanden in het plan van Weerwind bij de lokale dekens.
De dekens menen echter dat toezicht en klachtbehandeling onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden en een Kamermeerderheid deelt die mening. In een poging de vastzittende discussie los te trekken, heeft Weerwind zijn opvatting nu nog eens schriftelijk onderbouwd.
Drie opties
De demissionair minister schrijft dat hij drie opties heeft overwogen. De eerste gaat uit van toezicht door de OTA en klachtbehandeling door tuchtrechters, zonder tussenkomst van een lokale deken. Dat zou het tuchtrecht echter overbelasten, uitgaande van de tweeduizend klachten die er jaarlijks binnenkomen. Tweederde daarvan wordt momenteel afgehandeld door de dekens.
In de tweede optie komen toezicht en klachtbehandeling volledig bij de OTA. Nadeel daarvan is het risico op vermenging, ‘waardoor er niet of nauwelijks proactief, groepsgewijs of risico-gebaseerd toezicht wordt uitgeoefend’, aldus Weerwind. Hij verwijst daarbij naar de dekens die momenteel ook beide taken vervullen, maar in zijn ogen tekortschieten. ‘In het huidige toezichtmodel is zichtbaar dat de (tucht)klachtafhandeling bij de lokale dekens een onevenredig groot beslag legt
op de capaciteit van de deken. Als gevolg daarvan is het ingewikkeld voor de
lokale deken om zijn preventieve toezichttaak goed vorm te geven en uit te
oefenen.’
In de derde optie tenslotte komt het toezicht bij de OTA en de klachtbehandeling bij de dekens. Weerwind geeft daaraan de voorkeur, omdat de voor- en nadelen volgens hem in balans zijn. ‘De deken bezit lokale kennis en de
(tucht)klachtafhandeling past goed bij zijn andere wettelijke taken als voorlichter
van al hetgeen verband houdt met de praktijkuitoefening, bemiddelaar bij
geschillen tussen advocaten onderling en informant over de mogelijkheid tot
klacht- en geschillenbeslechting.’
De focus van de toezichthouder moet juist liggen op het toezicht en de naleving van
voorschriften en niet bij de (omvangrijke) individuele tuchtklachtafhandeling, stelt de bewindsman. Hij wijst erop dat er bij notarissen en gerechtsdeurwaarders ook een scheiding bestaat tussen toezicht en tuchtrecht.
Ontwikkelingen
De minister wijdt daarnaast op een aantal ontwikkelingen die het in zijn
optiek noodzakelijk maken om het toezicht op de advocatuur ‘bij een stevige,
onafhankelijke en landelijke toezichthouder’ te beleggen. ‘Deze ontwikkelingen
vereisen een toezichtsexpertise en -aanpak van de toezichthouder die het lokaal
en hoofdzakelijk individueel gerichte toezicht ver te boven stijgt.’
Weerwind noemt daarbij specifiek incidenten die verband houden met Ridouan Taghi, de sanctiemaatregelen tegen Rusland en de Europese anti-witwasregels.
Niettemin geeft de bewindsman toe dat de eerste twee opties ook uitvoerbaar te maken zijn. ‘Het zijn reële alternatieven. Echter, in het wegen van
de voor- en nadelen en juist in het bijzonder in het kader van uitvoerbaarheid,
uniformiteit en effectiviteit is mijn voorkeur voor optie III tot stand gekomen.’
Me de brief van Weerwind is de bal nu weer bij de Tweede Kamer komen te liggen. VVD’er Ellian heeft eerder al een motie aangekondigd, waarvoor nog een zogeheten tweeminutendebat moet worden geagendeerd.