Mr. X had in 2021 enige tijd een cliënte met rechtsbijstandsverzekering. Het eindigde in een klacht van cliënte bij de deken, onder andere over twee van de vier declaraties, in totaal ruim zesduizend euro. De deken gaf als standpunt dat hij zich kon voorstellen dat sprake was van excessief declareren, omdat mr. X veertig pagina’s dagvaarding had opgesteld zonder overleg vooraf over risico’s en slagingskansen, en zonder bevestiging van de verzekeraar dat zij voor de cliënte mocht optreden.
Coulance
Mr. X crediteerde vervolgens de twee facturen. ‘Uit coulance’, want volgens haar had cliënte erop gestaan dat zij binnen twee weken met een dagvaarding kwam. Zij was er tijdens het maken van de dagvaarding achter gekomen dat het er toch niet zo goed voor stond.
Er komt een tuchtprocedure waarin de cliënte klaagt dat die zesduizend euro excessief was omdat daarin ook overdrachts-, overleg- en kantoorkosten zaten. De raad van discipline ‘s-Hertogenbosch overweegt dat mr. X die declaraties heeft gecrediteerd en dat de raad op grond van de overgelegde stukken niet kan vaststellen dat mr. X excessief heeft gedeclareerd.
Daarop verzoekt mr. X de rechtsbijstandsverzekeraar alsnog de declaraties te betalen. Als die weigert, klopt mr. X bij de cliënte aan. Die stapt weer naar de tuchtrechter, ze vindt het in strijd met de kernwaarde integriteit dat mr. X eerder gecrediteerde declaraties alsnog probeert te innen.
Geen voorbehoud
Mr. X heeft zich inmiddels laten uitschrijven van het tableau, maar dat maakt voor de ontvankelijkheid niet uit – het gaat immers om handelen van toen zij nog wel advocaat was.
Volgens mr. X had zij de creditering enkel uit coulance gedaan om gegrondheid van de klacht “op voorhand ongedaan te maken”. Daar gaat de raad van discipline Den Bosch aan voorbij. Mr. X had geen enkel voorbehoud gemaakt. Dat zij vervolgens alsnog betaling vorderde was niet zoals een behoorlijk advocaat betaamt. Klaagster mocht erop vertrouwen dat de bedragen niet alsnog in rekening zouden worden gebracht, terwijl de tuchtrechter in de vorige zaak de creditering als een relevant feit in de beoordeling van de klacht had betrokken.
Mr. X krijgt een berisping.
Overigens is niet heel duidelijk hóe de tuchtrechter indertijd de creditering erbij had betrokken. Mogelijk las mr. X erin dat de raad beoogde de situatie vóór creditering te beoordelen. Maar ook dan geldt dat mr. X geen enkel voorbehoud tegen cliënte en deken had gemaakt.