Een huisarts verkocht zijn praktijk, maar kreeg met de koper ruzie over de aandelenlevering. Mr. X zou hem bijstaan op basis van no cure no pay. Hij besprak dat dat niet mocht, maar een alternatieve oplossing kwam er niet.
Een bindend adviseur raadde partijen aan te gaan onderhandelen, waarbij de uitkomst tussen 625.000 en de 1,1 miljoen zou moeten liggen (plus fikse rente). Mr. X onderhandelde maar liet de cliënt er helemaal buiten, ondanks diens verzoeken om informatie. Uiteindelijk drong hij er bij de cliënt op aan een bedrag van vijf ton te accepteren, terwijl de cliënt een miljoen in zijn hoofd had.
Als de cliënt met ideeën komt wijst mr. X die als kansloos af en schrijft: ‘Ik ga ook de belangen van mijn kantoor hier nu in betrekken. Als jij denkt dat er een betere uitkomst in zit staat dat jou vrij. Mijn kantoor gaat dan wel afrekenen op basis van de regeling die er nu ligt.’
Dan zwicht de cliënt: ‘Ik voel me gedwongen met een veel te lage schikking akkoord te gaan omdat jouw kantoor eindelijk eens betaald wil krijgen.’
De cliënt accepteert dus de deal, maar betaalt mr. X niet. Mr. X probeert beslag te leggen. Dat mislukt omdat de beslagrechter verwacht dat de no cure no pay overeenkomst in een bodemprocedure nietig zal worden verklaard, die is immers verboden. Mr. X zou volgens de rechter nog wel recht hebben op een redelijk loon, maar tweeënhalve ton leek hem buitensporig. Waarop mr. X de cliënt een rekening op uurbasis stuurt die – hoe toevallig – toch weer op zo’n tweeënhalve ton uitkomt.
Als de nieuwe advocaat van de huisarts mr. X en zijn kantoor aansprakelijk stelt, begint mr. X een kort geding, waar de voorzieningenrechter gehakt van maakt.
En nu is mr. X dan ook bij de tuchtrechter onderuit gegaan. Hij krijgt een onvoorwaardelijke schorsing van zes weken – voor de overwegingen leze men de uitvoerige uitspraak.
Af en toe denk je: no cure no pay kan best een goed idee zijn. Het moedigt advocaten aan om snel en efficiënt te werken, het biedt kansen voor cliënten die het anders niet kunnen betalen en het voorkomt dat een verliezende cliënt een dubbele strop heeft. Maar dan duikt er weer een zaak als deze op. En daarmee het besef dat het concept strandt op de advocaten die het niet aankunnen, door inhaligheid en gebrek aan integriteit. Dat is best een treurige gedachte.