Mr. X laat kluswerkzaamheden uitvoeren aan zijn privéwoning. Er ontstaat onenigheid over het verrichte werk en de betaling. De klusser declareert ruim 22.000 euro, maar betaling blijft uit. De advocaat van de klusser stuurt mr. X een sommatie.
Een dag later stuurt mr. X de klusser dit appje: ‘Dag E, denk je werkelijk dat een incassobureau de betaling sneller voor elkaar gaat krijgen dan wanneer je me gewoon eens belt om het te bespreken? Je begeeft je nu op mijn terrein en geloof me dat gaat je heel veel tijd en geld kosten. We doen zo’n 700 dossiers per jaar en daar kan echt nog wel eentje bij. En er valt genoeg te betwisten. Sowieso heb ik nooit een factuur van je gezien laat staan een aanmaning. Ik ben dus lang nog niet in gebreke of verzuim. En mocht het tot een procedure komen dan gaan we over elke post met elkaar in discussie en zul je overal bewijs van moeten leveren. En dan komt er nog een hoger beroep. We zijn zo 2,5 tot 3 jaar verder. Al die tijd heb je je geld niet. En als je geen No-cure, no pay hebt afgesproken, ben je straks meer geld aan hen kwijt dan dat je van mij nog krijgt.’
Schikkingspoging
De advocaat van de klusser stuurt (nogmaals) de facturen, met specificaties van werkzaamheden, een overzicht van inkoop en parkeerkosten en een herhaalde sommatie. Weer benadert mr. X de klusser rechtstreeks, met een uitnodiging voor een schikkingspoging.
Inmiddels ligt er een rechtbankuitspraak over de claim van de klusser, zo valt te lezen in de tuchtuitspraak. Helaas staat er niet bij hoe dat oordeel luidt.
Bij de tuchtrechter klaagt de klusser onder andere dat mr. X in de civielrechtelijke procedure loog over het overeengekomen uurtarief. Ook verwijt hij mr. X dat die rechtstreeks contact bleef zoeken terwijl de klusser een advocaat had. Verder had mr. X met het geciteerde WhatsApp-bericht het vertrouwen in het rechtssysteem ondermijnd. Hij had zich intimiderend uitgelaten en laten weten dat hij voordeliger kon procederen, aldus de klusser.
Relevant
De raad van discipline Arnhem-Leeuwarden verklaarde de klacht niet-ontvankelijk omdat het privégedrag betrof. Het WhatsApp-bericht van mr. X toonde ‘wel enige relatie’ met zijn advocatenwerk, maar niet voldoende om tuchtrechtelijk relevant te zijn.
Maar mr. X sleepte zélf zijn advocaat-zijn erbij en claimde een cynische voorsprong met een bedenkelijke procedeertactiek van alles betwisten. Raakt dat niet aan de praktijkuitoefening en (belangrijker) het vertrouwen in de advocatuur?