De Tweede Kamer debatteert dit voorjaar een aantal keren over de geplande modernisering van het Wetboek van Strafvordering. Tijdens het eerste debat begin deze week stond onder meer de zogeheten beweging naar voren op het programma. Het idee daarachter is dat een strafzaak beter wordt voorbereid, zodat de inhoudelijke behandeling sneller verloopt.
In het wetsvoorstel van het kabinet krijgt de verdediging in beginsel meer mogelijkheden om bij te dragen aan het voorbereidend onderzoek. Over de termijn die daarmee gemoeid is, verschillen vooralsnog de meningen. Het kabinet vindt dat alle onderzoekswensen, zoals een verzoek om getuigen te horen, uiterlijk een maand na betekening van de procesinleiding binnen moeten zijn bij de rechter-commissaris. De NOvA vindt dat te krap, aangezien de kans bestaat dat een verdachte bij ontvangst van een procesinleiding nog niet over een raadsman beschikt. De TK-fractie van D66 heeft om die reden een amendement ingediend om de termijn te verruimen naar zes weken. NSC ziet zelfs liever een termijn van acht weken.
Struycken houdt vooralsnog vast aan de vierwekentermijn, daarin gesteund door regeringscommissaris Geert Knigge. Volgens de bewindsman is dat al meer dan nu het geval is. Zo is het OM straks verplicht meteen alle processtukken aan de verdediging te overhandigen, zonder dat die daarom hoeft te vragen. Bovendien staat het de rechter vrij om de termijn te verlengen, als dat nodig is. Struycken zegt bovendien van plan te zijn de regels voor gesubsidieerde rechtsbijstand te verruimen, zodat ook een verdachte die nog op vrije voeten is, een toevoeging kan krijgen.
Getuigenverhoor
Tijdens het debat bleek ook dat de Kamer moeite heeft met de regel dat in de toekomst verdachten aanwezig mogen zijn bij getuigenverhoren door de rechter-commissaris. Ook het Openbaar Ministerie en de Raad voor de Rechtspraak vinden dat geen goed plan. Als de verdachte bij het verhoor aanwezig is, voelen getuigen zich mogelijk beperkt hetgeen ten koste gaat van de waarheidsvinding. Ook kunnen slachtoffers die verhoord worden, bij voorbeeld in zedenzaken, door de nabijheid van de verdachte nogmaals hun trauma beleven.
D66 en VVD vinden daarom dat niet de verdachte, maar diens raadsman, bij het getuigenverhoor aanwezig mag zijn. Staatssecretaris Struycken zegt begrip te hebben voor deze argumenten, maar wijst op Europese jurisprudentie die voorschrijft dat een verdachte het recht heeft om een getuige te ondervragen. Niettemin wacht hij het oordeel van de Tweede Kamer af. Die moet nog stemmen over de ingediende amendementen.