Eerst een terzijde. Hopelijk is het niet besmettelijk, maar twee weken geleden hadden we in deze rubriek een procedurefantast uit het Haagse en nu is er daar weer een opgedoken. Deze liet onder andere zijn cliënte uit het buitenland overkomen voor besprekingen ter voorbereiding van zittingen die talloze malen werden uitgesteld. Alleen: er liepen dus geen procedures. De advocaat had al een ‘omvangrijk tuchtverleden’ vanwege vergelijkbaar gedrag en had zich al uitgeschreven, maar kreeg nu (eindelijk) ook een schrapping.
Hoe anders is de mr. X van deze week. Hij stond een cliënt bij voor wie de Officier van Justitie een Wvggz-zorgmachtiging had verzocht. De cliënt was niet op de zitting, mr. X voerde het woord. De machtiging werd verleend en de psychiater besloot cliënt gedwongen zorg en medicatie te geven.
Daartegen diende de cliënt een klacht in bij de GGZ-klachtencommissie, die werd afgewezen. Mr. X ging namens haar in beroep bij de rechtbank, voerde inhoudelijke gronden aan en sprak namens cliënt op de zitting. Zij was er zelf niet bij, maar werd telefonisch gehoord. Het beroep werd ongegrond verklaard.
De cliënt klaagt onder andere dat mr. X de rechtbankzaak over de klacht niet goed met haar had besproken en de cassatietermijnen had laten verlopen. Ook had hij haar niet geholpen een cassatieadvocaat te vinden.
Mr. X verweert zich: hij was meerdere malen bij cliënt thuis geweest om het beroepschrift te bespreken, had goed geluisterd en aantekeningen gemaakt. Hij had uitgelegd wanneer cassatie mogelijk was en verteld dat hij zelf geen cassatieadvocaat was. Hij had aangeboden te helpen een cassatieadvocaat te vinden, maar zover was het door de vertrouwensbreuk en een overnameverzoek van een andere advocaat niet gekomen. Hij had dat alles alleen niet schriftelijk vastgelegd.
De raad van discipline Amsterdam heeft er begrip voor dat bijstandsverlening in Wvggz-zaken zich niet altijd leent voor strikte toepassing van de gedragsregels, zoals de informatieplicht. Maar mr. X had helemaal níks vastgelegd, dus kon de raad nergens uit afleiden dat hij een en ander wel goed had besproken. Dat komt voor zijn risico. Bovendien had mr. X in het kader van een zorgvuldige beëindiging van zijn werkzaamheden cliënt moeten wijzen op de resterende cassatietermijn en een aantal namen kunnen geven.
Deze klachten zijn dus gegrond, maar mr. X krijgt geen maatregel opgelegd. Niet alleen omdat strikte toepassing van de gedragsregels in Wvggz-zaken lastig kan zijn, maar ook omdat mr. X op de zitting vertelde dat hij de cliënt op haar verzoek toch weer had bijgestaan. Niemand anders wilde het doen en hij wilde haar niet in de steek laten.