De klager had in een Woo-zaak een ‘beroep niet tijdig beslissen’ ingediend bij de bestuursrechter. Mr. X diende namens de betrokken overheid een verweerschrift in. Zes weken later pas ontving klager dit verweerschrift van de rechtbankgriffie. Klager verwijt mr. X dat hij het verweerschrift niet zelf aan hem had gestuurd. Mr. X overtrad volgens hem gedragsregels 20 en 21.

De raad van discipline Den Haag verklaarde de klacht ongegrond, dit (kennelijk) in afwijking van het standpunt dat de deken had ingenomen. Gedragsregel 21 is hier niet van toepassing, zei de raad. Dat je als advocaat je alleen schriftelijk tot de rechter mag wenden met een kopie aan de advocaat van de wederpartij, geldt alleen als beide partijen een advocaat hebben.

Ook gedragsregel 20 was niet geschonden. In het bestuursrecht is het de griffier die binnengekomen stukken aan andere betrokken partijen stuurt. Mr. X had het verweerschrift netjes binnen twee weken naar de griffie gezonden. En hoewel klager het stuk veel later had ontvangen, had hij daarop ook tijdig kunnen reageren.

Bredere toepassing

Klager gaat in hoger beroep, onder andere met het argument dat gedragsregel 21 een bredere werking heeft dan alleen tussen twee advocaten. De regel staat immers in de paragraaf ‘De advocaat in de verhouding tot overige betrokkenen bij de rechtspleging’. Een bredere toepassing zou juridische procedures eerlijker en toegankelijker maken, wat essentieel is voor het vertrouwen in het rechtssysteem en de bescherming van kwetsbare rechtszoekenden, aldus klager.

Het Hof van Discipline citeert de twee gedragsregels met bijbehorende toelichtingen. Volgens het hof is gedragsregel 21 ‘niet anders te lezen dan’ dat die alleen bedoeld is voor situaties waarin beide partijen door een advocaat worden bijgestaan.

Verder wijst het hof voor de toetsing aan de in artikel 46 en 10a Advocatenwet opgenomen normen en de uitleg van de gedragsregels (net als de raad) naar artikel 8:39 Abw, waaruit blijkt dat de regie voor stukkenverspreiding in bestuursrechtzaken bij de rechter ligt. Daarmee is in dit geval ook het ‘fair play’-beginsel niet geschonden.

Het hof bekrachtigt dan ook de beslissing van de raad: ongegrond.

Wederkerigheid

De klager krijgt niet echt een bevredigend antwoord op zijn inhoudelijke vraag of het niet eerlijker zou zijn als advocaten ook andere wederpartijen direct een kopie van hun processtukken moeten sturen en op zijn punt dat dit de toegang tot het recht zou bevorderen. De tuchtrechter is ook niet gebonden aan de gedragsregels. Is het punt misschien dat bij een wederpartij zonder advocaat de wederkerigheid van de verplichting ontbreekt? Het zou mooi zijn als we nog eens een inhoudelijke onderbouwing krijgen – of een draai.

Trudeke

Trudeke Sillevis Smitt

Freelance redacteur

Profile page
Advertentie