De geschorste advocaat stond Indonesische studenten bij. Zij zijn een procedure gestart tegen de Bredase hogeschool Avans+ omdat ze de hun toegezegde verhuisvergoeding niet zouden hebben gekregen. Klager stond de hogeschool bij.

Volgens klager weigerde de advocaat op te helderen voor wie hij optrad, ondanks uitdrukkelijke vragen daarover. Zelfs toen de advocaat een schikkingsvoorstel stuurde aan klager, was nog onduidelijk namens wie hij dat deed.

De raad acht de klacht gegrond. ‘Het betaamt een behoorlijk handelend advocaat niet om een schikkingsvoorstel te formuleren, waarin volstrekt onduidelijk is ten behoeve van welke wederpartij(en) bij aanvaarding van het schikkingsvoorstel tot betaling moet worden overgegaan en waarin volstrekt ongewis is tot betaling van welke bedragen moet worden overgegaan,’ aldus de raad. De advocaat had volgens de raad rekening moeten houden met het gerechtvaardigde belang van klager en diens cliënt om te weten om welke studenten en welke bedragen het ging.

Vermeerdering eis

Bovendien stelde klager dat de advocaat misbruik heeft gemaakt van procesrecht door een proefprocedure te starten waarin hij bewust heeft gekozen voor een lage vordering zodat geen hoger beroep mogelijk is. Daarna heeft hij vijftien dagvaardingen uitgebracht en de eis vermeerderd tot een bedrag van 7.750 euro. Volgens de advocaat werden na het uitbrengen van de dagvaardingen nieuwe feiten en omstandigheden bekend, waardoor de vordering verhoogd moest worden.

Ook deze klacht acht de raad gegrond. Uit een e-mail van de advocaat aan klager blijkt volgens de raad dat de advocaat de vordering eerst bewust heeft willen beperken. Hij schreef daarin uitdrukkelijk “waartegen gelet op de hoogte van het gevorderde bedrag geen hoger beroep zal open staan”. Door vervolgens kort na uitbrenging van de dagvaarding de eis te vermeerderen heeft de advocaat nagelaten een doelmatige behandeling van de zaak na te streven.

Ongegrond

Klager verwijt verweerder dat hij heeft geprobeerd om een vergoeding te verkrijgen voor studenten voor wie hij niet optrad. Dat onderdeel acht de raad ongegrond. De advocaat heeft weliswaar tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door niet kenbaar te maken voor wie hij optrad, ‘maar dat betekent nog niet dat hij heeft geprobeerd om een vergoeding te verkrijgen voor studenten voor wie hij niet optrad’.

De advocaat heeft met zijn handelen het vertrouwen in de advocatuur geschaad, meent de raad. Gelet op het feit dat verweerder eerder tuchtrechtelijk is veroordeeld, acht de raad een schorsing van twaalf weken, waarvan vier weken voorwaardelijk, op zijn plaats.

Lees hier de volledige uitspraak.

Redactie Advocatenblad

Profile page
Advertentie