Mr. X stond een cliënt bij in een echtscheidingszaak waarin de rechter concrete aanwijzingen gaf hoe de boedelscheiding inclusief aandelen en (bedrijfs)panden moest worden gerealiseerd. Zo moesten partijen gezamenlijk een bepaalde makelaar een verkoopopdracht verstrekken voor onroerend goed, waaronder de echtelijke woning waar de cliënt nog inzat. De makelaar moest van de rechter bepalen bij welk bod er werd verkocht.

De advocaat van de ex stuurde mr. X een concept-opdracht voor de makelaar, maar de cliënt van mr. X wilde daar dingen aan toevoegen waarmee de wederpartij niet akkoord ging. De advocaat van de ex stuurde toen maar in haar eentje een verkoopdracht.

De makelaar ging aan de slag, maar de cliënt wilde hem stoppen met een kort geding – de cliënt had immers niet getekend en bovendien had de makelaar volgens hem niet alle gegevens. Mr. X legde uit dat een kort geding geen zin had. De rechter had de cliënt opgedragen de verkoopopdracht te geven, en die gegevens konden ze aan de makelaar geven. Volgens mr. X was het punt gekomen om niet verder te procederen, maar zaken af te handelen om ‘een zo goed mogelijke stap te kunnen zetten naar de toekomst’.

Talloze keren verifieerde mr. X voor de cliënt bij de makelaar of hij daadwerkelijk alle relevante gegevens aan een potentiële koper had verschaft, maar de cliënt bleef zich tegen verkoop verzetten.

Uiteindelijk stuurde de makelaar een koopovereenkomst met alleen de handtekening van de ex naar de notaris, plus de uitspraak van de rechter. Waarop de cliënt de notaris schreef dat er geen koopovereenkomst was. Hij gaf mr. X opdracht de verkoop tegen te houden, maar mr. X weigerde dat. De verkoop ging door.

Mr. X ontraadde de cliënt ook om in appel te gaan tegen de rechtbankuitspraak: voor 95 procent onmogelijk, en verder niet opwegend tegen de kosten en het risico om op andere punten alsnog te verliezen, aldus mr. X. Als de cliënt tóch appel wilde ging mr. X dat niet doen, kondigde hij aan, want dat zou in strijd zijn met zijn plicht de belangen van de cliënt zo goed mogelijk te behartigen.

De koop ging door en er gebeurde nog van alles, maar de cliënt van mr. X liet niet meer van zich horen en betaalde evenmin de rekeningen. Uiteindelijk onttrekt mr. X zich.

De cliënt komt vervolgens wel met klachten, waaronder dat mr. X de verkoop had moeten tegenhouden. Bij de raad van discipline Den Haag vangt hij bot. Als dominus litis was mr. X  niet verplicht elke opdracht uit te voeren en hij had voldoende duidelijk gemaakt waarom het vonnis geen ruimte liet om het verkooptraject te stoppen.

Het Hof van Discipline neemt de beoordeling van de raad over en voegt daaraan toe dat mr. X naar ’s Hofs oordeel bijzonder zorgvuldig heeft gehandeld. Hij informeerde de cliënt telkens weer gemotiveerd over de mogelijkheden en – vooral – onmogelijkheden en stelde duidelijke grenzen aan hetgeen hij bereid was voor de cliënt te doen.

Trudeke

Trudeke Sillevis Smitt

Freelance redacteur

Profile page
Advertentie