De Kamerleden vinden delicten met een strafmaximum van zes jaar te ernstig om met een strafbeschikking af te doen. De grens van zes jaar mag volgens hen alleen in uitzonderlijke gevallen en voor een beperkt aantal feiten worden gehanteerd.

Minister Van Weel ontraadde de motie met klem. Hij vindt het onwenselijk wanneer delicten als witwassen en valsheid in geschrifte niet langer met een strafbeschikking kunnen worden afgedaan. Van Weel wist niet hoeveel zaken niet langer in aanmerking komen voor een OM-afdoening als het strafmaximum omlaag gaat van zes naar vier jaar. Bij een verlaging naar drie jaar gaat het volgens de minister om zo’n zesduizend zaken. Hij hamerde bovendien op het belang van een zorgvuldig wetgevingsproces in de aanloop naar het nieuwe WSv. ‘Het is prima om daar een gesprek over te hebben in het licht van de tweede aanvullingswet. Maar ik wil me niet via een motie laten dwingen om dit in een wet op te nemen.’

Het OM kondigde in februari aan meer lichte misdrijven te gaan afdoen met een boete of taakstraf, zodat er minder zaken voor de rechter komen. Deze intensivering is vastgelegd in een tijdelijke instructie en betreft veelvoorkomende vermogensdelicten, zoals diefstal en heling. Het OM wil de huidige wettelijke grens van feiten met een strafmaximum van zes jaar handhaven.

De motie kwam Six Dijkstra ook op kritiek te staan van andere Kamerleden. Michon-Derkzen (VVD) toonde zich verbaasd dat NSC een amendement hierover onlangs niet steunde tijdens de behandeling in het kader van het nieuwe Wetboek van Strafvordering. ‘Er lag een amendement om de grens voor strafbeschikkingen naar maximaal drie jaar te verlagen. Waarom dan geen steun daaraan?’ De grens van drie jaar is volgens NSC dan weer té strikt, aldus Six Dijkstra.

Veiligheidsgevoel

Kamerlid Van Dijk (PVV) kwam met een motie om de strafbeschikking uit te sluiten voor zedenmisdrijven, misdrijven tegen de persoonlijke vrijheid en mishandeling. Juist deze delicten hebben de grootste impact op de veiligheid en het veiligheidsgevoel van slachtoffers, meent Van Dijk. Minister Van Weel ontraadde ook deze motie met een beroep op een ordentelijk wetgevingstraject. ‘We moeten de spelregels die in 2008 zijn vastgelegd niet nu op een achternamiddag willen veranderen’, aldus de minister.

Maatwerk

Van Nispen (SP) en Sneller (D66) vroegen de minister te bezien hoe meer maatwerk mogelijk is, bijvoorbeeld door voorwaardelijke sancties op te leggen of het mogelijk te maken een gedragsmaatregel op te leggen met meer dan twintig behandelmomenten. Volgens het huidige OM-beleid mag de ambulante behandeling in het kader van zo’n gedragsmaatregel maximaal twintig behandelingen tellen. Maatwerk kan volgens de Kamerleden recidive voorkomen.

Van Weel staat daar in beginsel welwillend tegenover. Hij verwees naar de eerste aanvullingswet bij het nieuwe WSv. Daarin wordt voorgesteld om ook een voorwaardelijke strafbeschikking mogelijk te maken. De minister erkent verder dat twintig behandelingen soms onvoldoende zijn, maar vindt het belangrijk dat er ‘wel iets van een begrenzing komt’ voor deze ingrijpende maatregel.

Geen vervolginstructie

Het OM zou later dit jaar met een vervolginstructie komen om het gebruik van de strafbeschikking verder uit te breiden naar bijvoorbeeld eenvoudige mishandeling. Daarvan wordt afgezien, na reflectie op de rondetafelbijeenkomst die eind maart plaatsvond. Tijdens die bijeenkomst werd duidelijk dat vragen en zorgen leefden bij ketenpartners als de NOvA en de Rechtspraak.

Het OM ‘wil komend jaar bezien wat de uitwerking is van deze eerste tijdelijke instructie voor de rechtspraak en slachtoffers.’ Illegale vreemdelingen en asielzoekers vallen niet langer onder de werking van de tijdelijke instructie, omdat ‘dit de indruk kunnen wekken dat zij er lichter door zouden worden bestraft.’ Momenteel doen zowel de procureur-generaal bij de Hoge Raad als het WODC onderzoek naar de strafbeschikking. Het OM wacht ook deze onderzoeken af alvorens met nieuwe maatregelen te komen.

Redactie Advocatenblad

Profile page
Advertentie