Het verdrag richt zich op het recht om het beroep van advocaat uit te oefenen en regelt de professionele rechten van advocaten, waaronder het recht op vertrouwelijke communicatie met cliënten. Daarnaast benadrukt het verdrag het belang van de vrijheid van meningsuiting en professionele discipline voor advocaten.
In het verdrag zijn ook specifieke beschermende maatregelen opgenomen voor advocaten en hun beroepsverenigingen. Zo is vastgelegd dat beroepsverenigingen, zoals de NOvA, moeten kunnen functioneren als onafhankelijke, zelfbesturende organen.
Het verdrag verplicht staten om ervoor te zorgen dat advocaten hun professionele taken zonder belemmeringen kunnen uitvoeren, zodat burgers toegang hebben tot het recht.
Volgens Struycken is het verdrag belangrijk om de onafhankelijkheid van advocaten te beschermen. ‘Advocaten krijgen helaas in toenemende mate te maken met intimidatie, bedreigingen, aanvallen of inmenging in de uitoefening van hun professionele taken.’