Mr. X richtte in 1974 samen met anderen een stichting op tot instandhouding van een kasteel. Hij leende een paar keer geld aan de stichting, in elk geval een half miljoen, met rente. Ook voerde mr. X als advocaat van de stichting talloze procedures, onder andere tegen de gemeente, de VvE waarvan de stichting als kasteeleigenaar deel uitmaakte en individuele VvE-leden (eigenaren van appartementen in het omringende park).

In 2011 kreeg mr. X van de stichting, vertegenwoordigd door hemzelf en een medebestuurder, een optie voor onbepaalde tijd om het kasteel tegen WOZ-waarde te kopen.

Tien jaar later sloot mr. X namens de stichting en hemzelf een koopovereenkomst met een bv. Het kasteel zou worden geleverd tegen een bedrag 3,5 miljoen euro.

Kort daarop oefende mr. X de hem verleende koopoptie uit. Als enig stichtingbestuurder leverde hij zichzelf het kasteel voor € 825.000 (de a-b-transactie). Twee maanden daarna leverde mr. X het kasteel aan de bv voor 3,5 miljoen (de b-c-transactie). Winst voor mr. X: dik 2,5 miljoen.

Mr. X werd door de rechtbank ontslagen als bestuurder omdat hij de stichting had benadeeld. De stichting vernietigde de a-b-overeenkomst op grond van artikel 2:7 BW.

Mr. X ging in hoger beroep tegen zijn ontslag. Volgens hem had hij juist het stichtingsbelang gediend. Hij had naar eigen zeggen inmiddels 7 miljoen bij de stichting uitstaan. Zo had hij de stichting op de been gehouden. Die schuld kon op deze manier deels worden terugbetaald.

Maar het gerechtshof bekrachtigde de rechtbankuitspraken. Mr. X had gezien de tegenstrijdige belangen zichzelf niet in staat mogen achten het belang van de stichting met de vereiste objectiviteit en integriteit te behartigen. Hij handelde in strijd met artikel 2:291 BW. En de a-b-transactie was hoe dan ook nadelig voor de stichting, die immers bij rechtstreekse verkoop aan de bv veel meer zou hebben ontvangen. Dat de stichting haar schulden niet kon voldoen maakte dat niet anders, aldus het hof. Verder schoot ook de stichtingadministratie ernstig tekort. De lening van mr. X was niet in de jaarrekening te vinden.

Maar was dit alles ook tuchtrechtelijk verwijtbaar? Ja, zegt de raad van discipline Den Haag. Er waren gezien de gevoerde procedures voldoende aanknopingspunten met de beroepsuitoefening. Mr. X had de kernwaarde onafhankelijkheid geschonden door voor de stichting op te treden terwijl hij bestuurder was en in privé schuldeiser. Ook de kernwaarde integriteit was geschonden, vanwege de financiële bevoordeling en het niet inzichtelijk maken van de geldstromen.

Mr. X krijgt acht weken schorsing, wat praktisch gezien weinig betekent: de stichting was al langere tijd zijn enige cliënt, en die zal niet meer op de diensten van mr. X zitten te wachten.

Advertentie