Als het OM beslag legt op aangetroffen contant geld, wordt dit op de bankrekening van de Landelijke Beslag Autoriteit (LBA) gestort. Vanaf storting tot en met het moment van terugbetaling, keert het OM op basis van artikel 11 van het Besluit inbeslaggenomen voorwerpen wettelijke rente uit. Hetzelfde geldt voor executieopbrengsten van door het Openbaar Ministerie geveilde voorwerpen en geld dat door een verdachte ter zekerheidstelling naar de bankrekening van het LBA wordt overgeboekt om inbeslaggenomen goederen retour te krijgen.
Als echter op het saldo van een verdachte bij een bank derdenbeslag wordt gelegd, stelt het OM dat het aan de bank is om daarover rente te vergoeden. Maar omdat een bank inbeslaggenomen geld overboekt naar een beslagrekening, waar in de regel geen rente op wordt gegenereerd, komt dit neer op rentederving.
Achter deze praktijk zit geen enkele logica. Hierna wordt eerst uiteengezet hoe de gang van zaken is in burgerrechtelijke (civiele) procedures als gelegd beslag wordt opgeheven. Vervolgens wordt dit afgezet tegen de strafrechtelijke gang van zaken. Besloten wordt met suggesties om toch tot rentevergoeding te komen na strafrechtelijk gelegd derdenbeslag op bij een bank aangehouden saldi.
Verschil burgerrechtelijk beslag en strafvorderlijk beslag
Conservatoir beslag – gelegd ter behoud van rechten – kan zowel in burgerrechtelijke als in strafrechtelijke procedures worden gelegd. Als in een burgerrechtelijke procedure een vordering van een beslaglegger volledig wordt afgewezen, is sprake van onrechtmatig gelegd beslag. In zo’n situatie is de beslaglegger in beginsel gehouden om de door het gelegde beslag geleden schade te vergoeden. Die schade wordt vastgesteld door twee vermogensposities met elkaar te vergelijken: de positie waarin de beslagene door de beslaglegging verkeert en de positie waarin hij zou hebben verkeerd als het onrechtmatige beslag niet was gelegd. De vermogensachteruitgang als gevolg van het beslag komt voor vergoeding in aanmerking. Gederfde rente-inkomsten, op basis van wettelijke rente, vallen hier onder. Als door een gelegd beslag een financiering moest worden aangevraagd zijn de kosten en de rente die hiermee zijn verbonden ook te vergoeden schade, zo volgt uit de vergelijking.
Het ligt voor de hand dat in strafzaken waarin een verdachte integraal is vrijgesproken – lees: de eis van het OM wordt door de rechtbank of gerechtshof in het geheel afgewezen – de onrechtmatigheid van het gelegde beslag vaststaat. Het OM zou dan op grond van die onrechtmatigheid verplicht zijn om de door het beslag veroorzaakte schade volledig te vergoeden. De hiervoor getrokken parallel met het burgerlijk recht ligt voor de hand, maar is helaas geen werkelijkheid. De gewezen verdachte staat met lege handen. De gevolgen, daaronder begrepen de geldelijke gevolgen van het betrokken raken in een strafrechtelijke procedure, behoren tot ‘het normale maatschappelijke risico’. Hoewel het zonder meer waar is dat niet iedere verdachte die wordt vrijgesproken onschuldig is, staat hiermee de groep onschuldige verdachten in de kou.
Voor gewezen verdachten gelden voor de vaststelling van schade, waaronder gederfde rente-inkomsten, de regels zoals geformuleerd in het Begaclaim-arrest. Schadevergoeding is volgens deze regels slechts bij hoge uitzondering mogelijk. Allereerst in het geval waarin vanaf het begin van de strafrechtelijke procedure een rechtvaardiging voor het strafvorderlijk optreden ontbrak. Denk hierbij aan gevallen waarin geen sprake is van een voldoende redelijk vermoeden van schuld aan een strafbaar feit om van een verdenking te kunnen spreken of waarin het optreden van justitie disproportioneel is. Dergelijke situaties doen zich zeer zelden voor. Voor het bewijzen dat een dergelijke situatie zich heeft voorgedaan wordt een gewezen verdachte bovendien met een complexe bewijslast opgezadeld.
Het tweede geval waarin het Begaclaim-arrest schadevergoeding in strafrechtelijke procedures mogelijk maakt, doet zich voor als uit het strafrechtelijk onderzoek blijkt van de onschuld van de verdachte en van het ongefundeerd zijn van de verdenking waarop het strafvorderlijk optreden van politie of justitie berust, het zogeheten ‘gebleken onschuld-criterium’.
Aan dit ‘gebleken onschuld-criterium’ wordt ook niet snel voldaan. Een vrijspraak in een strafzaak houdt in dat niet is bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het hem verweten feit. Een vrijspraak houdt dus niet in dat de gewezen verdachte onschuldig is, maar zijn schuld kon niet worden bewezen. De burgerlijke rechter mag zich in beginsel niet zelfstandig een oordeel vormen over de betekenis van een strafvonnis op dit punt. Hierdoor is de civiele rechter ten aanzien van schadevergoedingsaanspraken van gewezen verdachten met handen en voeten gebonden. Vanwege de hoge drempel is jurisprudentie op dit punt schaars. Strafrechters overwegen in hun vonnissen in de regel niet dat sprake is van ‘gebleken onschuld’. Bij hoge uitzondering wil een welwillende burgerlijke rechter dit wel eens in een strafvonnis lezen.
Als een ander dan de gewezen verdachte door een strafvorderlijk beslag schade lijdt, gelden de ‘gewone’ civielrechtelijke regels en is schadevergoeding het uitgangspunt. Echter, als na opheffing van beslag op het banksaldo van een rechtspersoon de directeur-grootaandeelhouder zich als ‘derde’ meldt, zal hij bakzeil moeten halen als hij ook als verdachte werd aangemerkt. Slechts als het OM zijn vervolging heeft geseponeerd omdat hij ten onrechte als verdachte werd aangemerkt (‘sepotcode 1’) zou de status van gewezen verdachte kunnen wankelen.
Wat te doen bij conservatoir gelegd beslag op banksaldi door het OM?
Hoewel in een strafzaak waarin integrale vrijspraak wordt bepleit aan de rechters kan worden gevraagd om zich in het vonnis erover uit te laten of sprake is van ‘gebleken onschuld’, ligt het niet voor de hand dat zij aan dat verzoek zullen voldoen. Eenvoudigweg omdat dit niet de taak is van de strafrechter. Elke uitlating die buiten het bestek van de door de strafrechter te beantwoorden vragen ligt, kan bovendien aanleiding zijn om hierover te klagen bij een hogere rechter. Dat is in een overheidsapparaat dat al gebukt gaat onder werkdruk eenvoudigweg niet gewenst. Dat neemt niet weg dat als een rechter van mening is dat de verdachte het ‘echt niet heeft gedaan’, dat vaak uit de bewoordingen van het vonnis kan worden afgeleid. Vragen om de echte onschuld uitdrukkelijk uit te spreken staat vrij: niet geschoten is immers altijd mis. Een echte oplossing is dit echter niet.
Het OM zal niet erg welwillend staan tegenover het verzoek om het op de niet-rentedragende beslagrekening van een bank overgemaakte saldo van de verdachte over te boeken op de bankrekening van het LBA, waarover het OM wettelijke rente vergoed. Een creatief idee dat het OM vast als exotisch zal beoordelen. Maar de weigering van het OM om aan schadebeperking bij te dragen kan wel naar voren worden gebracht in een klaagschrift tegen de voortduring van het beslag (ex artikel 552a Sv), in het kader van de disproportionaliteitstoetsing. Hoewel een raadkamerrechter vanwege de marginale (en dus terughoudende) beoordeling van de rechtmatigheid van de voortduring van het beslag niet snel tot opheffing zal overgaan, overwoog de Hoge Raad meermaals, dat als een beslagene erover klaagt dat de voortduring van het beslag niet voldoet aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit, zelfs een raadkamer hier (volledig) onderzoek naar moet doen. De uitkomst van dat onderzoek zou moeten zijn dat het OM een keuze wordt gegeven: ofwel het beslag opheffen op het bij de bank renteloos geparkeerde geld of het geld overhevelen naar de rekening van het LBA, zodat het rente oplevert.
Wiebe de Vries is advocaat bij Jaeger Advocaten-belastingkundigen en is sinds 2010 uitsluitend betrokken bij fraudezaken.