Door / Nina Bontje en Ingrid Hasker

Met enige regelmaat komt de vraag aan de orde wie in welke mate toegang heeft tot procesdossiers die bij gerechten berusten. Anderen dan procespartijen kunnen op grond van artikel 29, tweede lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) de beschikking krijgen over vonnissen, arresten en beschikkingen en de stukken die bij de uitspraak zijn gevoegd. Tot andere stukken uit het procesdossier hebben deze derden gelet op het bepaalde in artikel 29, derde lid, Rv geen toegang. Ook de Wet open overheid (Woo) biedt geen soelaas om de beschikking te krijgen over proces­stukken, omdat die wet niet van toepassing is op gerechten. Maar hoe zit dat met (voormalig) procespartijen, en meer in het bijzonder de betrokken jeugdige bij een afgesloten familie- en jeugdprocedure? Die vraag lag voor in een zaak die leidde tot de prejudiciële beslissing van de Hoge Raad van 9 mei 2025 (ECLI:​NL:​HR:​2025:723). De Hoge Raad beantwoordt daarin de prejudiciële vraag van de recht­bank Rotterdam of er een wettelijke basis is om de (destijds) betrokken jeugdige in civiele familie- of jeugd­procedures inzage in of afschrift van de stukken uit het dossier te verschaffen na afloop van de procedure.

Lees verder in het e-magazine van juli

Advertentie