Het toezicht is geregeld in de Wet positie toezicht advocatuur (Wpta) die op 1 januari 2015 in ging. Kabinet en parlement spraken destijds af dat de wet na vijf jaar geëvalueerd moet worden. Die opdracht wordt neergelegd bij het WODC. In 2019 neemt de NOvA alvast een voorschot op de evaluatie in een position paper.
Uiteindelijk komt het WODC pas in september 2020 met zijn rapport, dat is uitbesteed aan het bureau Pro Facto en onderzoekers van de universiteit Groningen. ‘Het onderzoek toont aan dat het toezicht en de toezichtscultuur zich in de afgelopen jaren in positieve richting heeft ontwikkeld’, luidt de conclusie. Niettemin zijn verdere verbeteringen ‘mogelijk en noodzakelijk’, aldus de onderzoekers.
Het rapport wordt positief ontvangen. Minister Dekker voor Rechtsbescherming zegt samen met de NOvA te willen bezien hoe het dekenberaad een wettelijke grondslag kan krijgen. Hij benadrukt dat hij ‘draagvlak bij de advocatuur’ gaat zoeken. De NOvA en het dekenberaad, bestaande uit de elf lokale dekens, zijn op hun beurt blij met de opstelling van Dekker.
Het College van Afgevaardigden (CvA), ook wel het advocatenparlement genoemd, is er niet helemaal gerust op, ondanks de positieve toon in het Pro Facto-rapport. Het CvA stoort zich met name aan het College van Toezicht (CvT) dat zich meer en meer doet gelden en zelfs inzage wil in advocatendossiers die per definitie onder de geheimhoudingsplicht vallen.
Het College van Toezicht roert zich inderdaad in toenemende mate. In een interview manen de twee kroonleden de lokale dekens tot actie.
Dat doet het CvT overigens niet (alleen) uit eigen beweging, maar op verzoek van de minister.
In zijn eerste voortgangsrapportage komt het CvT meteen terug op de wens om inzage te krijgen in cliëntendossiers van advocaten. Dat is nodig om te kunnen beoordelen of de deken zijn werk wel goed doet, stelt het college. Het weet zich gesteund door de minister.
Ondertussen overleggen de verschillende gremia binnen de advocatuur over de gewenste structuur. Aan het eind van de zomer van ’21 lijkt er witte rook uit de schoorsteen te komen. Overleg tussen algemene raad, dekenberaad en het college van toezicht heeft de contouren opgeleverd van een nieuwe governance voor het toezicht op de advocatuur.
Maar dan komt er een lelijke kink in de kabel. Strafrechtadvocaat Youssef Taghi wordt op 8 oktober aangehouden in de EBI, op verdenking van verboden hulp aan zijn cliënt en criminele neef Ridouan. De arrestatie roept vragen op over het toezicht.
Wat extra steekt is dat de verantwoordelijk lokale deken Youssef Taghi niet onmiddellijk een beroepsverbod laat opleggen. Pas nadat de landelijk deken een formeel bezwaar indient, komt er iets in beweging.
Het incident met Taghi zet minister Dekker aan het denken. Weliswaar schrijft hij eind oktober aan de Tweede Kamer dat het Dekenberaad straks de regie gaat voeren over het toezicht, maar hij maakt ook een klein voorbehoud. In een omineus zinnetje vraagt Dekker zich af of het niet verstandiger is om het toezicht ‘wat verder weg van de deken te organiseren’.
Hoe die vork aan de steel moet worden gestoken blijft nog wat onduidelijk. ‘Bij mogelijke alternatieven denk ik bijvoorbeeld aan een dagelijks bestuur binnen de landelijk toezichthouder of om andere advocaten dan de deken de landelijk toezichthouder te laten besturen.’
De minister zegt de alternatieven nader te willen bespreken met de verschillende organen binnen de NOvA.
Binnen een week licht Dekker zijn veranderde opvattingen toe in een debat met de Tweede Kamer. Waar hij in zijn brief nog weifelde, is hij nu stelliger van toon. Er moeten lessen worden getrokken uit de zaak Taghi, vindt hij.
Naast Youssef Taghi is er nog een ander schandaal dat de gemoederen in de advocatuur bezighoudt. Het prominente Haagse kantoor Pels Rijcken, dat ook de landsadvocaat herbergt, blijkt jarenlang het toneel te zijn geweest van fraude. Notaris en bestuursvoorzitter Frank Oranje heeft miljoenen verduisterd van zijn cliënten.
Deze kwestie krijgt ook zijn weerslag op het toezicht. De Haagse deken onderzoekt de fraudezaak. Hij stelt opgelucht vast dat er geen advocaten waren betrokken bij de fraude.
Maar dat is tegen het zere been van het CvT, dat toeziet op de toezichthouder. Het college heeft geen goed woord over voor de wijze waarop de Haagse deken zijn rol als toezichthouder van Pels Rijcken heeft vervuld. Het toezicht op het kantoor voordat de miljoenenfraude aan het licht kwam was niet effectief. Ook het onderzoek naar de fraude schoot ernstig tekort, oordeelt het CvT.
Het vernietigende oordeel zet veel kwaad bloed binnen de advocatuur. Enkele oud-dekens betichten het CvT van broddelwerk . Niettemin beklijft het beeld dat de onafhankelijkheid van het toezicht bij de lokale dekens misschien niet vanzelfsprekend is.
Sowieso zet de kwestie extra druk op de discussie over het toezicht. En ook de belangstelling van de Tweede Kamer is gewekt.
Op het ministerie van Justitie en Veiligheid wordt ondertussen druk gestudeerd op een nieuw toezichtsmodel. Centraal in de gedachtenvorming staat het idee dat de lokale dekens niet langer de regie dienen te voeren over het toezicht op advocaten. De dekens krijgen lucht van de plannen, waarna ze op de diverse jaarvergaderingen de eigen achterban informeren. Daarbij valt op dat ze er niet allemaal even geharnast inzitten: sommige dekens zijn duidelijk minder bezorgd dan anderen.
Hoewel het er alle schijn van heeft dat het ministerie overleg voert met de diverse gremia binnen de advocatuur over de verschillende mogelijke modellen, doet iedereen er het zwijgen toe. Het wachten is op een brief van Weerwind aan de Tweede Kamer.
Belangenverstrengeling
Die brief laat echter op zich wachten. Wel beantwoordt Weerwind Kamervragen naar aanleiding van het kritische CvT-rapport. Daarin licht hij alvast een tipje van de sluier op. De bewindsman vindt het bezwaarlijk dat de lokale dekens de schijn van belangenverstrengeling wekken. Ze houden toezicht op de advocaten in hun regio, maar treden ook op als vertegenwoordiger en vertrouwenspersoon van diezelfde advocaten.
Op 11 april deelt het ministerie een vertrouwelijk memo met de advocatuur. Daarin staat uiteengezet dat de landelijke toezichthouder niet uit lokale dekens gaat bestaan, maar uit drie andere advocaten. Het instituut krijgt de werktitel Landelijk Toezichthouder Advocatuur (LTA). De lokale dekens zijn toezichthouder af. Zij gaan zich bezighouden met het bestuur van de lokale orde, behandeling van klachten en advocaat-stagiairs.
De dekens laten het er niet bij zitten en zoeken steun bij het College van Afgevaardigden. Tijdens de reguliere voorjaarsvergadering van het CvA wordt de zaak weliswaar besproken, maar richten de pijlen zich met name op het CvT.
In de weken daarna blijkt dat het ministerie op voldoende steun kan rekenen voor het nieuwe model. Weliswaar zijn de dekens tegen, maar die lijken er niet in te zijn geslaagd het CvA in hun kamp te krijgen. Een waarschuwing van oud-raadsheer Hammerstein sorteert geen zichtbaar effect. Wat iedereen vooral belangrijk vindt, is om de gelederen voor de buitenwereld gesloten te houden. Het geeft Weerwind voldoende vertrouwen om de Tweede Kamer op 13 juni dan toch eindelijk te informeren.
Op dezelfde dag laat ook het CvT weten van inzicht te zijn veranderd: het ziet niet langer een rol weggelegd in het bestuur van de LTA.
De lokale dekens realiseren zich dat ze alleen zijn komen te staan en kiezen eieren voor hun geld. Als ze dan niet de regie mogen voeren over de LTA, dan willen ze er in ieder geval deel van uitmaken.
Het College van Afgevaardigden spreekt op 30 juni met de algemene raad van de NOvA over het toezicht, tijdens de reguliere zomervergadering. Waar CvA-vergaderingen volgens de Advocatenwet in principe openbaar horen te zijn, vindt de discussie over het toezicht plots achter gesloten deuren plaats. De deuren gaan pas open als er over een gezamenlijke motie kan worden gestemd.
De discussie over het toezicht ontvlamt opnieuw met het plotselinge vertrek van Jeroen Kremers als kroonlid van het CvT. Volgens Kremers heeft het geen zin kroonlid te zijn, zolang de algemeen deken verschillende petten draagt, schrijft hij in zijn ontslagbrief aan de minister. De kwestie zit hem kennelijk zo hoog dat hij zijn termijn niet wil uitdienen, maar de minister vraagt om op zo kort mogelijke termijn te mogen vertrekken.
Op 26 september stuurt minister Weerwind dan eindelijk zijn formele standpunt aan de Tweede Kamer. De kogel is door de kerk: de LTA wordt de enige toezichthouder. De lokale deken is er vooral voor klachtbehandeling en – in het verlengde daarvan – tuchtrecht.
Nadat Weerwind zijn plannen tot in detail openbaar heeft gemaakt, is het aan de Tweede Kamer daar iets van te vinden. Dat blijkt voor tal van Kamerfracties teveel gevraagd. In een eerste debat begin oktober komen maar drie fracties opdraven: VVD, D66 en SP. De rest stelt andere prioriteiten.
De geringe opkomst houdt echter niet in dat minister Weerwind geen tegenspraak ondervindt. De drie fracties kunnen zich op hoofdlijnen wel vinden in de oprichting van een landelijk toezichthouder, maar over takenpakket en positionering leven nog veel vragen. Moet de LTA niet wat meer afstand tot de NOvA bewaren? Is die knip tussen toezicht en klachtbehandeling wel zo logisch? Weerwind slaagt er vooralsnog niet in om de fracties te overtuigen.
Minister Weerwind riep in het voorjaar van 2023 de hulp in van drie wijzen. Zij adviseerden hem om in ieder geval de onafhankelijkheid van de toezichthouder te waarborgen. Eind juni hakte Weerwind eindelijk de knoop door. De toezichthouder wordt gepositioneerd binnen de NOvA, maar krijgt allerlei waarborgen om de onafhankelijkheid te garanderen. Om dat te benadrukken wordt ook de naam aangepast: Onafhankelijk Toezichthouder Advocatuur (OTA).